|
Verspreidingsgebied
De Barraband parkiet kwam oorspronkelijk voor in Nieuw Zuid
Wales, Victoria en Zuid-Australië. In de loop van de tijd is hun
aantal echter drastisch gedaald. Heden ten dage schijnen ze alleen
nog voor te komen in een beperkt gebied rond de Murray rivier op de
grens van Victoria en Nieuw Zuid Wales. Rondom deze rivier leven ze
op open graslanden waarin verspreid bomen en struikgewas voor komen.
In dit gebied kunnen de vogels in kleine maar ook wel in grote
groepen worden waargenomen. Grotere groepen bestaan veelal uit zowel
volwassen als jonge vogels. Barraband parkieten voeden zich in
hoofdzaak met gras- en onkruidzaden, knoppen en bloesems van bomen
en struiken alsmede vruchten, bessen en noten.
In hun natuurlijke leefomgeving broeden ze van september tot
december. Meestal broeden ze in hooggelegen nestholten van
eucalyptusbomen.
Geslachtsverschil
Man en pop zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden
omdat er een duidelijk uiterlijk verschil bestaat. Dit verschil zit
hem voornamelijk in de kleuren van de kop. Terwijl de kop van de man
overwegend geel gekleurd is met een, ter hoogte van de keel,
scharlakenrode band is de kop van de pop overwegend groen tot
blauwgroen gekleurd. Andere verschillen tussen man en pop zijn het
voorkomen van rode veertjes aan de dijen van de pop en het verschil
in ogen. De man heeft een oranje-gele iris terwijl deze bij de pop
bruin is.
Eigen kweekervaringen
In het voorjaar van 2000 kwam ik via een bevriende
vogelkweker in het bezit van een stel jonge Barraband parkieten.
Hoewel hij in eerste instantie zelf met de vogels had willen kweken
verkocht hij, door ruimtegebrek, deze vogels aan mij. Beide vogels
waren fors gebouwd hetgeen mij, als (postuur)kweker van 'engelse'
grasparkieten zeer aansprak.
Beide vogels werden gehuisvest in één van de 10 vluchten van mijn
volière.
Beide vogels konden het prima vinden in hun nieuwe onderkomen van
3.00 m. lang, 1.00 m. breed, 2.00 m. hoog en aangrenzend nachthok
van 0.85 m. hoog, 1.10 m. breed en 0.75 m. diep.
In maart 2000 kregen ze van mij een broedblok met een afmeting van
25 x 25 x 52 (lxbxh) met een invlieggat van 6 cm..
Op 17 april van dat jaar zag ik de man voor het eerst de pop voeren
en een maand later op 15 mei zag ik beide vogels voor het eerst
paren. Naar mate de tijd vorderde werden de paringen steeds veelvuldiger totdat op 5 juni het 1e ei in het nestblok lag.
Toen ik op 9 juni nestcontrole uitvoerde zag ik tot mijn
teleurstelling helemaal geen eieren in het nestblok meer liggen.
Nader onderzoek wees echter uit dat het 1e ei 'verstopt' lag onder
de dikke laag turfmolm in het blok. Ik besloot om het ei te laten
liggen en een groot deel van de turfmolm uit het nestblok te halen.
Ik liet ongeveer een laag van 3 cm. liggen. Waarom de pop met leggen
was gestopt was en blijft voor mij een raadsel. Misschien dat de
oorzaak gezocht moet worden in het feit dat het hier haar eerste
legsel betrof.
Op 13 juni, 8 dagen na het leggen van het 1e ei, viel het me op dat
de pop zodra ik ook maar in de buurt van de volière kwam direct in
het nestblok dook. Ik kreeg goede hoop dat ze opnieuw was begonnen
met leggen. Toen ik op 14 juni nestcontrole uitvoerde werd dit
vermoeden bevestigd, er lagen 3 eitjes in het nestblok. Vanaf deze
tijd kwam de pop nog maar zelden uit het nestblok. Toen ik op 18
juni opnieuw nestcontrole uitvoerde bleken er 4 eitjes te liggen
waarvan er in ieder geval 1 bevrucht was! Omdat de pop bij
nestcontrole nogal wild van de eitjes ging besloot ik de eerste tijd
geen nestcontrole meer uit te voeren. Pas op 26 juni durfde ik het
aan om de overige eitjes te schouwen. Alle eitjes bleken bevrucht.
Op 6 juli voerde ik opnieuw nestcontrole uit omdat ik veronderstelde
dat er jongen moesten liggen. Er bleken 2 van de 4 eitjes te zijn
uitgekomen maar tot mijn grote teleurstelling bleken de pas
uitgekomen jongen dood in het nestblok te liggen. De andere 2 eitjes
kwamen om de dag uit maar ook deze jongen bleken helaas niet
levensvatbaar.
Een vraag die me vanaf dat moment niet meer met rust liet was:
'Waarom was geen van de jongen levensvatbaar?'. Ik weet niet waarom,
maar op zekere dag kreeg ik ineens de ingeving: 'het zal toch geen
familie van elkaar zijn?' Tot aan dat moment had ik nog nooit de
ringen van beide vogels gecontroleerd. Mijn vermoeden werd bij het
uitvangen van de vogels al snel bewaarheid. Beide vogels droegen
hetzelfde kweeknummer, waren van hetzelfde jaar (1999) en beide
nummers volgden op elkaar. Het kon dus niet missen, beide vogels
waren broer en zus.
Wie kon ik dit kwalijk nemen? De (bevriende) kweker waar ik de
vogels van had gekocht kon ik niets kwalijk nemen. Hij had beide
vogels als onverwant stel gekocht en de vogels ter goede trouw aan
mij doorverkocht.
U zult begrijpen dat ik van bovenstaande veel geleerd heb. Ik kan
dan ook niet anders dan aan iedere vogelliefhebber adviseren om bij
aanschaf van een broedstel altijd de ringnummers van de vogels te
controleren!
Vanaf dat moment was het voor mij zaak om één van beide vogels om te
ruilen teneinde een onverwant broedstel samen te stellen. Gelukkig
bleek een kweker in Zuidlaren bereid zijn Barraband man te ruilen
tegen die van mij. De ruil vond plaats in oktober van 2000.
Het omparen van de man verliep allesbehalve gladjes. In het begin
hadden beide vogels alleen maar ruzie en zaten ze meestal op
verschillende zitstokken in de vlucht. Pas zo rond februari 2001
zaten beide vogels ook regelmatig op dezelfde zitstok in de volière.
Vanaf deze tijd kende de verhouding tussen beide vogels pieken en
dalen. Dan weer zochten beide vogels toenadering tot elkaar dan weer
hadden ze de grootste ruzie. Mijn hoop op een succesvol broedseizoen
kende min of meer hetzelfde verloop, dan weer had ik hoop en dan
weer was er grote wanhoop!
Op 22 april zag ik voor het eerst dat de man de pop voerde. Hierna
volgde een periode waarin de pop de gehele dag door bedelde om
voedsel bij de man. In tegenstelling tot de eerste man, die haar
geduldig de hele dag door voerde, voerde deze man de pop maar
mondjesmaat. Wekenlang bleef de pop haar rauw, krassend bedelgeluid
ten gehore brengen. Steeds wanneer de man haar wel even voerde ging
ze daarop in paarhouding zitten. De man schonk hier echter vrijwel
geen aandacht aan. Hij was dan ook duidelijk nog niet broedrijp.
Op 5 mei nam ik voor het eerst een (kortdurende) poging tot paren
waar. Het duurde nog tot 1 juni alvorens ik (eindelijk) een
langdurige paring kon waarnemen. Het paren tussen beide vogels is
trouwens een prachtig ritueel die als volgt in zijn werk gaat.
Alvorens het tot een paring komt zit de pop minutenlang in
paarhouding op een zitstok met de man naast zich. De man vliegt
gedurende deze minuten regelmatig weg om vervolgens weer snel (naast
haar) terug te keren. Gedurende de tijd dat de pop de paarhouding
aanneemt produceert ze voortdurend bedelgeluiden. Op een gegeven
moment klimt de man op de rug van de pop om er vervolgens weer snel
af te springen. Nadat dit zich enige malen heeft herhaald volgt de
feitelijke paring tussen beide vogels. De duur van de paring
bedraagt ongeveer 2 minuten. Nadat de paring heeft plaatsgevonden
blijft de man nog ongeveer 30 seconden hoog op de poten (alsof hij
zich uitstrekt) en met opgerichte staart zitten. Het ritueel wordt
vervolgens afgesloten met het voeren van de pop door de man.
Vanaf 11 juni verbleef de pop langdurig in het nestblok en toen ik
de volgende dag het nestblok inspecteerde bleek het 1e ei te zijn
gelegd. In totaal werden er 4 eieren door de pop gelegd. Het leggen
van de eieren gebeurt net als bij bijna alle kromsnavels om de dag.
Op 24 juni bleek bij het schouwen van de eieren dat ze allemaal
bevrucht waren. Op 5 juli, 23 dagen nadat het 1e ei gelegd was,
lagen er 2 jongen in het nestblok. Op 6 en 8 juli gevolgd door het
3e en 4e jong.
Bij alle nestcontroles die ik hierna uitvoerde viel het me op dat de
jongen vaak met een (barstensvolle) krop in het nestblok lagen.
Na 7 dagen werden de beide eerste jongen geringd, 2 dagen later
schoof ik bij het 3e en 4e jong een 6 mm. ring om de poot.
De jongen groeiden voorspoedig en op 13 augustus, 39 dagen na het
uitkomen, vloog het 1e jong uit, enkele dagen later gevolgd door
nummer 2, 3 en 4.
Opvallend vond ik het dat de jongen nadat ze uitgevlogen waren
alleen nog door de man werden gevoerd. De jongen bedelden trouwens
ook nooit bij de pop om voedsel maar altijd bij de man. Op het
moment dat ik dit artikel schrijf is het 25 dagen na het uitvliegen
van het eerste jong en dagelijks is het nog steeds een behoorlijk
kabaal als ze door de man gevoerd worden. Een prachtig gezicht 4 van
die mooie grote Barraband jongen die allemaal tegelijk gevoerd
willen worden door de man. Inmiddels eten de jongen ook zelf al
behoorlijk van het aangeboden voedsel. Wat dat betreft staan ze op
de rand van zelfstandigheid.
Alle jongen lijken op de pop. Tussen de jongen onderling is
uiterlijk vrijwel geen verschil waar te nemen of het moet al het
blauw in het masker zijn dat bij 2 van de 4 jongen iets intensiever
lijkt.
Wat betreft de geslachten van de jongen zal ik geduld moeten hebben.
Over het algemeen duurt het ongeveer een jaar alvorens de mannen van
de poppen zijn te onderscheiden.
De voeding
De voeding van mijn Barraband parkieten bestaat uit een
zaadmengsel voor grote parkieten van 'van Himbergen'.
Naast dit zaadmengsel krijgen de vogels elke dag een mengsel van
kiemzaad en eivoer. De verhouding tussen het zaad en kiemzaad/eivoer-mengsel
is 1 op 1. Twee keer per week meng ik , ondanks dat de vogels er ook
vrij over kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en
oesterschelpengrit door het kiemzaad.
Natuurlijk krijgen de vogels ook regelmatig fruit en groenvoer. Ook
verstrek ik 2 keer per week een snee witbrood. Vooral als er jongen
zijn eten ze hier graag van.
De vogels, ook de jongen, doen het op deze voeding prima. Oh ja,
regelmatig ga ik in de zomer op zoek naar (onbespoten) gras- en
onkruidzaden. Deze worden met een heggenschaar geknipt en in grote
bossen neergehangen in de volière. Het is een genot om te zien
hoeveel plezier je hier de vogels mee doet.
A. van Kooten.
|