Geslachtsonderscheid
Er is enig verschil tussen de geslachten. De poppen hebben een iets
smallere snavelbasis en de kromming van de snavel is minder prominent
als bij het mannetje. De zang van de man geeft echter de meeste
zekerheid.
Verspreiding en leefgebied
De diksnavelnon heeft zijn verspreidingsgebied in Nieuw Guinea. Ze leven
hier op graslanden en rietvelden langs oevers van beken, riviertjes en
moerasgebieden. Regelmatig bezoeken ze ook de rijstvelden van de
plaatselijke bevolking.
Karakter
Diksnavelnonnen zijn prettige, verdraagzame vogeltjes. Het zijn
kolonievogels, die met meerdere exemplaren en andere soorten in één
volière kunnen worden geplaatst.
Omgevingstemperatuur
Diksnavelnonnen
houden van warmte. Daarom moeten ze zich 's winters tijdens de avond- en
nachturen kunnen terugtrekken in een verwarmd (binnen)verblijf. Ze
zullen zich het beste voelen bij temperaturen boven de 15°C.
Voeding
Als voeding dient een goede zaadmengeling voor tropische vogels en of
volièrevogels, een goed samengesteld eivoer/krachtvoer en bij voorkeur
kiemzaad verstrekt te worden. Om aan de behoefte van dierlijke eiwitten
in de voeding tegemoet te komen kan het beste een insecten-/universeelvoer
toegevoegd worden (bijvoorbeeld 50 eivoer, 50% universeelvoer). In de
periode dat de vogels jongen hebben kunnen met mate nog wat (diepvries)
insecten (en of hun larven) worden gegeven. Naast bovenstaande voeding
is het noodzakelijk dat de vogels dagelijks de beschikking hebben over
vers en fris bad- en drinkwater en mogen ook vogelmineralen (grit) en
maagkiezel niet ontbreken.
Kweek
Diksnavelnonnen broeden zowel in een gezelschapsvolière als in een
broedkooi (afmeting 80 x 40 x 40 cm.). Ze maken graag gebruik van een
gesloten nestkastje van 15 x 10 x 10 cm. met een invlieggat van 3,5 cm.
Ook tralienestjes van 12 x 12 cm. worden geaccepteerd. Gemiddeld legt
het popje vier eitjes. De eitjes worden door zowel het popje als het
mannetje bebroed. Na ongeveer 14 dagen komen de jongen uit het ei. Op
een leeftijd van ca. drie weken vliegen ze uit. Hierna worden ze nog
enkele weken door de oudervogels (bij)gevoerd alvorens ze zelfstandig
zijn. Na ongeveer zes maanden zijn de jongen volledig op kleur en niet
meer van de oudervogels te onderscheiden.
Bijzonderheden
De nagels van deze vogels worden snel te lang en moeten daarom
tussendoor door de verzorger worden geknipt.
Diksnavelnonnen zijn kolonievogels die graag in elkaars nabijheid
vertoeven. Het is daarom aan te bevelen meerdere vogels van deze soort
in de volière houden.
A. van Kooten