Verspreiding:
Amazona autumnalis
autumnalis heeft zijn verspreidingsgebied aan de caribische zijde
van Tamaulipas, Mexico, zuidwaarts tot Noord-Nicaragua en Honduras.
Amazona autumnalis
salvini komt voor in Zuidoost-Nicaragua, Caribische zijde van Costa
Rica, Panama, West-Columbia en het uiterste Noordwesten van Venezuela.
Amazona autumnalis
lilacina heeft zijn verspreidingsgebied in West Equador.
Amazona autumnalis
diadema komt voor In Noordwest Brazilië
tussen de Rio Negro en het bovenliggende amazonegebied.
Grootte:
-
Amazona autumnalis
autumnalis - 34 cm
-
Amazona autumnalis
salvini -
35 cm
-
Amazona autumnalis
lilacina - 34
cm.
-
Amazona autumnalis
diadema - 36 cm.
Leefgebied:
Beboste gebieden in
vochtige laaglanden tot op hoogten van
ongeveer 1100 meter. Houdt zich bij voorkeur op aan de randen van bossen.
De nominaatvorm komt ook voor in droge savannegebieden. In sommige
gebieden is de populatie geelwangamazones door wildvang behoorlijk
teruggelopen.
Voeding in het wild:
Vruchten (vooral
palm- zitrus- en mangovruchten) zaden,
bessen, noten, knoppen en bloesem van bomen en struiken. Strijken af en
toe neer op graanvelden en richten hier dan behoorlijk wat schade aan.
Geslachtsonderscheid:
In
algemene zin zijn de mannen vaak wat forser dan de poppen. Toch kan hier
niet blind op gevaren worden, er zijn namelijk ook poppen die flink uit
de kluiten gewassen zijn. De betrouwbaarste manier van geslachtsbepaling
is die van endoscopisch- en of DNA (veer)onderzoek.
Karakter:
Omgevingstemperatuur:
Het verdient aanbeveling de
vogels 's winters boven de 10 °C te huisvesten.
Karakter:
In gevangenschap worden ze
over het algemeen vrij snel vertrouwelijk met hun verzorger(s). Het zijn
vrij levendige vogels waar de liefhebber lange tijd veel plezier
aan kan beleven. Net als alle amazonepapegaaien kunnen ze vrij
luidruchtig zijn vooral als ze in broedstemming komen.
Voeding in gevangenschap:
De dagelijkse
voeding voor amazonepapegaaien en dus ook voor Geelwangamazone dient
grofweg uit drie (gelijke) delen te bestaan:
-
een goed
zaadmengsel voor papegaaien.
-
een mengsel van
kiemzaad, eivoer en universeelvoer. Geef dit in een verhouding van 2
delen kiemzaad (droog!), 2 delen eivoer en 1 deel universeelvoer.
Nadat het kiemzaad is geweekt kan hier het eivoer en het universeelvoer door gemengd worden. Verder is het verstandig twee
keer per week, ondanks dat de vogels er ook vrij over moeten kunnen
beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpengrit door het
kiemzaad te mengen.
-
een mengsel van
fruit (appel, peer, sinaasappel) en groenvoer (o.a. wortel, tomaat,
witlof e.d.).
Ook kan bijvoorbeeld
2 keer per week een nat gemaakt en uitgekneed snee bruinbrood gegeven
worden. Vooral als er jongen zijn wordt hier graag van gegeten. Verder
dienen de vogels dagelijks vers drinkwater aangeboden te krijgen waaraan
eenmaal per week een mutivitamine kan worden toegevoegd.
Kweek:
Een goed
onderkomen voor deze papegaaien is een binnenvolière van
1,5 x 1 x 2 meter (lxbxh) met daarin een nestkast met een bodemoppervlak van
30 x 30 cm. en een hoogte van ca. 60 cm. Bij voorkeur heeft de binnenvoliere
nog een buitenvoliere met een afmeting van bijvoorbeeld 4 x 1,5 x 2
meter. Als nestmateriaal dient een mengsel van potgrond en houtspaanders
in het blok te worden aangebracht. Ook kunnen stukken rottend hout
gegeven worden die dan door de vogels fijn geknaagd worden. Als de
vogels broedrijp beginnen te worden, meestal zo rond maart/april, begint
het gedrag van beide vogels te veranderen. Beide vogels worden dan
luidruchtiger en agressiever. In deze periode zal de man ook de pop beginnen
te voeren, hetgeen een duidelijk teken van broedrijpheid is. Beide
vogels zullen nu ook duidelijke interesse gaan tonen voor het broedblok
in de volière en het duurt dan vaak niet lang of de vogels zitten
regelmatig met hun beiden in het broedblok. Vaak is bij de pop aan een
dikker wordend achterlijf te zien dat er eieren op komst zijn. De eieren
worden om de dag gelegd, gewoonlijk 2 tot 4. Veelal begint de pop na
het leggen van het 2e ei te broeden. Ze zal dan ook niet te
vaak meer uit het nestblok komen. Als de eieren bevrucht zijn zal na
ongeveer 28 dagen het eerste jong geboren worden. Voor de verzorger(s)
wordt het nu nog moeilijker om de vogels te benaderen. Op een leeftijd
van 14 dagen moeten de jongen geringd worden met een vaste voetring van
11 mm. Naarmate de jongen ouder worden, lijken de ouderdieren nog
agressiever te worden. Vooral als de jongen in de hand worden genomen
door de verzorger(s) zal de opwinding cq. agressie groot
zijn. Belangrijk in deze periode is het verstrekken van voldoende
voedsel want naarmate de jongen groeien dient er steeds meer voedsel
verstrekt te worden. Op een leeftijd van ongeveer 60 dagen vliegen de
jongen uit om daarna nog 4 tot 6 weken (bij)gevoerd te worden door de
ouders alvorens ze zelfstandig zijn.
A. van Kooten
|