De onderlinge verschillen
tussen de soorten zijn zeer gering. Veelal betreft het verschillen in
kleur (meer bruin of zwart getint) en kleurdiepte van kop en borst. Ook
zijn er kleine onderlinge verschillen in grootte bij sommige soorten. In
gevangenschap zijn de verschillende ondersoorten met elkaar verpaard. In
gevangenschap zullen er daarom denk ik nog maar weinig raszuivere
meyerpapegaaien zijn.
Verspreiding:
De zes soorten die deze
familie telt komen over de gehele breedte van Afrika voor, behalve het
zuidelijk gedeelte. Gemakshalve kunnen we zeggen dat ze in geheel
Centraal Afrika voor komen.
Grootte:
-
Poicephalus meyeri
meyeri
- Meyerpapegaai - 21 cm.
-
Poicephalus meyeri
saturatus -
Oeganda meyerpapegaai - 22 cm.
-
Poicephalus meyeri
matchiei
- Oostafrikaanse meyerpapegaai - 22 cm.
-
Poicephalus meyeri
transvaalensis - Zuidafrikaanse
meyerpapegaai -
22 cm.
-
Poicephalus meyeri
reichenowi -
Angola meyerpapegaai - 24 cm.
-
Poicephalus meyeri
damarensis -
Damaraland meyerpapegaai
- 22 cm.
Geslachtsonderscheid:
De geslachten zijn uiterlijk
gelijk.
Karakter:
In hun natuurlijke leefomgeving zijn de dieren moeilijk te benaderen
en erg schuw. Met betrekking tot dit nerveuze gedrag dient echter
opgemerkt te worden dat ze in gevangenschap, en dit geldt met name
voor de jongen, vrij snel vertrouwd raken met hun verzorger.
De vogels kunnen dan een grote aanhankelijkheid tonen, hetgeen zich
dan bijvoorbeeld uit in het naar de verzorger toekomen (vliegen) en
het uit de hand eten bij de verzorger.Opvallend is wel dat ze tijdens het broedproces deze
aanhankelijkheid verliezen en ronduit agressief worden als ze jongen hebben. Het zijn geen echte lawaaischoppers. Het geluid dat ze produceren
bestaat veelal uit een serie van korte schreeuwen die vervolgens
worden afgewisseld met vrij hoge fluittonen.
Omgevingstemperatuur:
Het houden van meyerpapegaaien hoeft geen problemen op te leveren
in ons land. Wel
ben ik van mening dat een volière waarin meyerpapegaaien worden
gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf dient te
bezitten. Ook dienen de vogels niet beneden temperaturen van 5 °C te
worden gehouden.
Voeding:
In hun natuurlijke leefomgeving voeden ze zich in hoofdzaak met
granen, vijgen en zaden van verschillende bomen en struiken.
In gevangenschap doen de vogels het prima op een zaadmengsel voor
grote parkieten die wordt aangevuld met eivoer, geweekte
zonnebloempitten, gekookte of halfrijpe maïs, trosgierst, verse
vruchten, pinda's, brood, vogelmuur, haver, appel, rauwe wortel,
alsmede verschillende rijpe onkruiden.
Indien de vogels jongen hebben dient al naar behoefte meer eivoer,
brood, gekookte maïs, appel, rauwe wortel, trosgierst e.d.te
worden verstrekt.
Huisvesting:
De vogels kunnen in relatief kleine volières en of kooien gehouden worden.
Verschillende kwekers hebben prima broedresultaten bereikt met deze
vogels in metalen kistkooien van 100 cm. lang, 40 á 50 cm. diep en
50 cm. hoog.
Bewust gebruik ik hier het woord metaal want uit eigen ervaring weet
ik dat een uit hout bestaande huisvesting binnen de kortste keren
"gesloopt" wordt door deze vogels.
Gezien de afmeting van de kooi betekent dit dus dat ook
vogelliefhebbers die wat minder ruim gehuisvest zijn de mogelijkheid
hebben om papegaaien te houden!
Natuurlijk dien ik hier bij op te merken dat wanneer de ruimte het
toelaat een buitenvolière met nachthok voor deze vogels zeker niet
nagelaten moet worden. Dit verblijf zou bijvoorbeeld kunnen bestaan
uit een nachtverblijf van 90x45x90 cm. en een buitenvlucht van 200
cm. hoog, 150 cm. diep en 1.00 cm breed.
Kweek:
In het wild broedt de meyerpapegaai van juni tot december/januari. Hun nestholten bouwen ze graag in hoge bomen
waarbij hun voorkeur uitgaat naar nestholten van spechten en
baardvogels.
De vogels zijn op een leeftijd van ± 4 á 5 jaar geslachtsrijp.
In gevangenschap broeden ze graag in een, in een donkere hoek
weggehangen, broedblok met een afmeting van 25x25x35 cm. En een
invlieggat van 8 cm. Maar ook in grotere broedblokken (25x25x50)
wordt prima gebroed zo is gebleken.
In gevangenschap worden meestal gemiddeld 3 tot 4 eieren door
de pop gelegd. De eieren worden door de pop om de dag gelegd. De
broedduur bedraagt ± 26 dagen. Tijdens het broeden van de pop
verblijft de man ook veelal in het nestblok.
De jongen hebben bij de geboorte een lichte donsbevedering.
Na ± 10 dagen openen ze voor het eerst de ogen. De jongen moeten op
± de 12e dag worden geringd met een ring van 7 mm. Na ca. 3 weken
worden de eerste veerstoppels op het lichaam zichtbaar en na 4 weken
zijn ook de kop- en staartpennen duidelijk zichtbaar. Na ± 6 weken
worden de veerstoppels op de borst zichtbaar en na
± 8 weken vliegen de eerste jongen uit. Het duurt dan nog ca. 4
weken alvorens de jongen zelfstandig zijn. De pop begint meestal na
8 weken met een nieuw legsel. In dit kader is het van belang dat de
jongen dan bij de ouders worden weg genomen omdat sommigen de
vervelende gewoonte hebben steeds weer terug te keren in het
ouderlijk nest en daarbij gemakkelijk het nieuwe legsel beschadigen!!
Dit probleem kan zoveel mogelijk worden voorkomen door de jongen een
week voor het uitvliegen uit het broedblok te halen en hun in de
broedkooi te wennen aan het zelf eten van (zachte) zaden zoals
bijvoorbeeld gekiemde zaden, trosgierst en gekookte en of half rijpe
maïs. Veelal zijn ze dan na ± 2 weken al in staat ook wat hardere
zaden tot zich te nemen. Indien dit eenmaal het geval is kunnen ze,
op een leeftijd van ca. 9 tot 10 weken, bij de ouders worden
weggenomen.
Een bijkomend voordeel van bovenstaande handelswijze is dat de
jongen veelal niet terugkeren op het nest.
De kweker kan gedurende een lange tijd plezier beleven aan een goed
broedkoppel. In gevangenschap kunnen meyerpapegaaien namelijk wel een leeftijd bereiken van
zo rond de 25 jaar!
Handopfok:
Door allerlei oorzaken kan het voorkomen dat de jongen niet meer
gevoerd worden door de ouders. Zo kan het voor komen dat door
onervarenheid van de oudervogels de jongen niet gevoerd worden. Een
paartje dat nog nooit eerder jongen heeft grootgebracht laat soms
zijn eerste jongen verhongeren. Veelal is de pop dan (nog) niet in
staat om melk uit de voormaag af te scheiden, hetgeen trouwens door
het (indringend) bedelen cq. piepen van oudere jongen gestimuleerd
kan worden. Ook bij te sterke afkoeling en of ziekte van een
jong(en) komt het voor dat jongen niet meer gevoerd worden. In een
dergelijk geval is het jong te zwak om het kopje te heffen om
voedsel in ontvangst te nemen. Een andere oorzaak kan zijn dat zich
iets storends in de directe omgeving van de vogels heeft voorgedaan,
bijvoorbeeld door katten of muizen. Maar ook bepaalde
weersomstandigheden of heel veel lawaai in de nabijheid van de
volière kan oorzaak zijn van het niet meer voeren van de jongen.
Indien zich onverhoopt dergelijke problemen voordoen zijn we, indien
er geen pleegkoppels voor handen zijn, aangewezen op het
grootbrengen van de jongen met de hand.
Een voeding die hiervoor wel gebruikt is, is de volgende:
- 4 delen Bambix
- 2 delen Almiron AB
- 2 delen CÉDÉ eivoer
- 1 deel insectenvoer
- 1 deel Carvan Cevitam
- 1 deel vloeibare honing
- 1/4 deel druivensuiker
- 1 mestpuntje gistcal.
Opgemerkt dient te worden dat er natuurlijk ook prima "handopfokvoeders"
voor papegaaien in de handel zijn.
Het voeren van de jongen dient in ieder geval 8x per dag plaats te
vinden tussen 6 uur s'ochtends en middernacht. Dit betekent dat de
jongen gemiddeld om de 2 uur gevoerd moeten worden.
Het voedsel kan worden toegediend met een theelepeltje die enigszins
in een V-vorm is gemaakt. In het begin dient de temperatuur waarbij
de jongen worden grootgebracht zo rond de 31 oC te liggen. Naarmate
ze ouder worden en groeien kan de temperatuur teruggebracht worden
evenals het aantal voederbeurten. Op de bodem van de kooi waarin we
de jongen grootbrengen kunnen we gepelde zonnepitten, trosgierst,
gekiemde zaden, verschillende soorten fruit, gekookte maïs e.d.
verstrekken om hen voor te bereiden op de uiteindelijke voeding.
A. van Kooten