Deze website wordt
u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras-
en grote parkieten bij de NBvV
|
|
Buiten de broedtijd zoeken ze de wat hoger gelegen
gebieden op maar ook hier blijven ze in de buurt van water. Het feit dat
ze in grote zwermen voorkomen geeft al aan dat het een kolonievogel is.
Als de broedtijd aanbreekt vallen de kolonies uiteen in kleinere groepen
vogels. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit graszaden, granen,
vruchten, bessen en bladknoppen. Hun voorkeur gaat echter uit naar
onrijpe gierst (millet). De boeren zien ze daarom liever gaan dan komen.
Ondanks het feit dat het woongebied van de lilianae in het
noorden praktisch grenst aan dat van de personatus en in het zuiden
slechts zo’n 150 km.verwijderd ligt van dat van de Agapornis
nigrigenis overlappen de woongebieden van de vogels elkaar niet. Bij
observaties van de vogels in het wild zijn er nooit meldingen geweest
over bastaarden, terwijl (vruchtbare) bastaarden wel in gevangenschap
zijn gekweekt.
Beschrijving van de soort
Man en pop: Man en pop zijn uiterlijk
gelijk. De Agapornis lilianae is ongeveer 12,5 cm. groot. Het
masker is oranjerood overgaand in donkerzalmroze op de bef en vandaar
uit naar bronskleurig op de bovenborst. Het masker gaat op het
achterhoofd over in olijfgeel en vervolgens in groen. De algehele
lichaamskleur is groen. De onderborst, buik, flanken, anaalstreek en de
stuit zijn geelachtig groen van kleur. De grote vleugelpennen zijn
blauwzwart. De grote staartpennen laten een geel-oranje-rood-zwarte
dwarstekening zien. De snavel is diep donkerrood van kleur met aan de
basis een witte snavelriem. De ogen zijn bruin met een lichtere iris en
omgeven door een witte ring van washuid. De poten zijn grijs en de
nagels donkergrijs.
Jongen: De jongen zijn duidelijk bleker van
kleur, vooral de wangen. Op de bovensnavel bevindt zich bij jonge vogels
een zwarte vlek.
Broedproces in het wild en in
gevangenschap
In het algemeen is er weinig bekend over de
broedgewoonten van deze soort in het wild. De meldingen die er zijn
vermelden dat ze wel in oude nesten van weversoorten (o.a. Buffelwevers)
broeden maar ook onder daken en in allerlei holen. De nestbouw is gelijk
aan die van de Agapornis fischerie en Agapornis personatus.
In gevangenschap blijken het betrouwbare
broedvogels te zijn. Ze zijn vreedzaam van aard en kunnen dan ook
gemakkelijk in kolonieverband worden gehouden. Toch zijn de beste
broedresultaten te verwachten als we de vogels paarsgewijs
huisvesten.Gezien hun natuurlijk leefmilieu, een vochtig klimaat, dient
wel opgemerkt te worden dat als de vogels binnen in broedkooien gehouden
worden de luchtvochtigheid relatief hoog dient te zijn. Tevens dienen de
vogels steeds te kunnen beschikken over vers badwater. Voor de nestbouw
verkiezen ze stro boven verse wilgentakken. Het nestmateriaal wordt net
als bij de andere agapornissen met oogring in de bek vervoerd. De 3 tot
6 eitjes worden om de dag gelegd en alleen door de pop bebroed. Tijdens
de broedperiode wordt de pop door de man op het nest gevoerd. De
broedduur is 23 dagen. De jongen hebben bij het uitkomen een oranjerode
donsbevedering die naarmate ze ouder worden veranderd in donkergrijs.
Na de achtste dag kunnen de jongen geringd worden met ringmaat 4 mm..
Als ze uitvliegen, na ca. 6 weken, worden ze nog ongeveer twee weken
door de ouders gevoerd. Eén van de grootste problemen bij de kweek met
lilianae’s is de jongen door de rui te krijgen. Slechts 25% van
de jongen zou overleven. De oorzaak hiervan is (nog) onvoldoende bekend.
Het is daarom verstandig alleen maar (volwassen) vogels te kopen die de
rui al doorlopen hebben.
Om te voorkomen dat u bastaarden koopt het
volgende:Een lilianae
die even groot is als een fischerie of personatus is
gegarandeerd een bastaard.
Blauwe aanslag op
de stuit duidt eveneens op bastaardering.
Volwassen vogels
met een duidelijke zwarte tekenning in het masker zijn vrijwel zeker
terugkruisingen met de Agapornis nigrigenus of de
Agapornis personatus
Voeding
Als voeding kan aan de vogels een agaporniden zaadmengsel gegeven
worden, aangevuld met eivoer, kiemzaad, kleine stukjes fruit, bessen,
groenvoer en trosgierst.
Mutaties
Bij de Agapornis lilianae kennen we slechts
één mutatie, namelijk de lutino. Een recessieve mutatie die stampt uit
1936 en is ontstaan bij de heer Prendergast in Adelaide, Australië. Naar
alle waarschijnlijkheid zijn er van de lutino mutatie maar enkele
exemplaren. Gebleken is namelijk dat de lutino’s zeer zwak zijn en dat
de meeste niet eens levend het nest verlaten.
Adri van Kooten.
|
|