Het eerste
paartje barnardparkieten in gevangenschap werd gehouden door de
Graaf van Derby in een volière in Knowsley, Engeland. Hij had de
vogels als cadeau gekregen van John Gould in 1840. Pas vierentwintig
jaar later, in 1884, worden de eerste broedresultaten met de
barnardparkiet behaald door de baron von Cornely in Frankrijk.
De soorten
Binnen het
geslacht worden de volgende ondersoorten onderscheiden:
1.
Barnardius barnardi barnardi - Barnardparkiet
2.
Barnardius barnardi whitei - Bleke
Barnardparkiet
In het verleden
werden ook nog 2 andere ondersoorten onderscheiden, namelijk de
barnardius barnardi augustus en de barnardius barnardi lindoi.
Door de ornithologen worden beiden nu echter als lokale
kleurvariaties beschouwd.
Uiterlijke kenmerken van de soorten
1.
Barnardius barnardi barnardi (Barnard parkiet)
De
barnardparkiet is overwegend groen gekleurd. Deze groene kleur kent
vele variaties. Zo zijn de borst en de buik lichtgroen, terwijl de
rug veel meer donkergroen van kleur is. De vogel bezit een
kenmerkende rode voorhoofdsband die op zijn beurt weer is afgezet
met een smalle geelgroene band. De bovenschedel is groen. Dit groen
gaat naar de achterschedel over in olijfgroen en wordt gescheiden
door een gele nekband. De wangen en de zijkanten van de hals zijn
gedeeltelijk blauw wat doorloopt tot onder de snavel. De mantelveren
zijn donker groenblauw evenals de middelste vleugeldekveren. De
vleugelbocht en de buitenste vleugeldekveren zijn helder blauwgroen,
de vleugelranden diep ultramarijn blauw. De grote vleugeldekveren
zijn zwart met een blauwe buitenvlag. Ongeveer in het midden van de
borst bevindt zich een vrij brede gele band over de gehele breedte
waarin ook oranjekleurige veren voorkomen. De hals, borst, buik,
dijen en anaalstreek zijn groen. De bovenstaartdekveren licht
blauwgroen en de onderstaart bleek groen. De bovenste grote
staartveren zijn blauw gekleurd. De vogel bezit donkerbruine ogen,
een lichtgrijze snavel, grijze poten en zwarte nagels. De
barnardparkiet is ongeveer 35 cm. groot
Geslachtsonderscheid
In de literatuur
wordt aangegeven dat de pop duidelijk fletser van kleur is als de
man. Hoewel ik niet kan ontkennen dat er enig verschil in kleur is
tussen man en pop is deze toch lang niet zo groot als dat sommige
auteurs willen doen geloven. Als ik naar mijn eigen vogels kijk dan
zit het kleurverschil vooral op en rond de kop. Mijn man bezit een
helder groene boven- en achterschedel terwijl dit bij de pop veel
meer groenachtig grijs is. Indien nauwgezet wordt gekeken dan kan
gesteld worden dat de totale kleur van de man iets sprekender is als
die van de pop. In een eerste oogopslag zal de vogelliefhebber
echter weinig verschil opmerken tussen beide seksen. Een betere
graadmeter is de grootte van de kop en met name de snavel. De
snavel, zo is mijn ervaring, is bij de man duidelijk breder en
groter, terwijl de kop van de man vaak ook groter is dan die van de
pop. Ook hebben poppen veelal een zogenaamde ‘wingstripe’, ern witte
vleugelstreep aan de onderzijde van de slagpennen. Hierbij dient wel
opgemerkt te worden dat ook sommige jonge mannen deze ‘wingstripe’
laten zien. In de meeste gevallen verdwijnt deze echter na de eerste
volledige rui.
Jonge
barnardparkieten lijken op de ouders maar zijn in het geheel wat
minder vol van kleur. Na ca. 1 jaar zijn ze op volle kleur. Net als
bij de ouder vogels zal, bij het bepalen van het geslacht, gekeken
moeten worden naar het verschil in grootte van de snavel en de kop.
2.
Barnardius barnardi whitei (Bleke Barnardparkiet)
De kleur is
gelijk aan dat van de barnardius barnardi barnardi echter de
groene kleur is bij deze soort, met name op de borst en de buik,
veel bleker van kleur. Verder is er meer variatie in de kleur en is
de rug grijsgroen met een donkerblauwe waas. De bleke barnardparkiet
is 35 cm. groot
Geslachtsonderscheid
Zie bij
barnardius barnardi barnardi.
Verspreidingsgebied
1.
Barnardius barnardi barnardi (Barnardparkiet)
Barnardparkieten
worden veelvuldig aangetroffen in de binnenlanden van Queensland en
New South Wales. Ook worden ze wel sporadisch gezien in Victoria en
in Zuid-Australië.
2. Barnardius
barnardi whitei (Bleke barnardparkiet)
De bleke
barnardparkiet komt voor van Flinders Range tot het uiterste westen
van Nieuw-Zuid-Wales en tot het noordoosten van Zuid-Australië en
Zuidwest Queensland.
Leefgebied
De
barnardparkiet houdt zich bij voorkeur op in Mallee gebieden,
hetgeen ook tot uiting komt in de engelse benaming, mallee ringneck parrot. ‘mallee’ is het Australische woord voor een vegetatie van
een hoger en minder dicht type struikgewas dat bestaat uit
dwergachtige eucalyptus – struiken. Deze struiken schieten verspreid
op uit het omringende stekelige gras en het lagere kreupelhout. Het
woord ‘Mallee’ is dan ook afgeleid van deze dwergvormige eucalyptus
- struiken, ‘de mallees’, die bestand zijn tegen een zeer droog
klimaat en 3 tot 10 meter hoog kunnen worden. Dit ‘mallee landschap’is in Australië rijkelijk vertegenwoordigt en beslaat
ongeveer 7% van het totale oppervlak van Australië. Naast mallee
gebieden komt de barnardparkiet ook voor in eucalyptusbossen en
langs de oevers van rivieren.
Ze worden vaak waargenomen in paren en of kleine groepjes. Ze
vertoeven veel op de grond waar ze op zoek zijn naar voedsel. De
voeding in het wild bestaat vooral uit zaden van grassen en
allerlei wilde planten, vruchten, bloesemnectar, bladknoppen, en
diverse soorten insecten en hun larven.
Karakter
Barnardparkieten willen nog wel eens vechtlustig zijn, vooral
tegenover soortgenoten. Dit vechtlustig karakter maakt dat bij het
samenstellen van de paren er goed op gelet moet worden of de
vogels elkaar verdragen. Bij het samenstellen van paren kunnen het
beste jonge vogels bij elkaar geplaatst worden. Jonge vogels zijn
veel verdraagzamer tegenover elkaar. In het algemeen zullen deze
paren dan ook , wanneer ze geslachtsrijp zijn, geen problemen
opleveren. Het is ook erg belangrijk om niet direct, bij verlies van
een partner, een andere partner te geven. In een dergelijk geval is
het beter de vogels eerst aan elkaar te laten wennen en ze in naast
elkaar liggende rennen te plaatsen. Voor het verkrijgen van goede
broedresultaten is het van belang geen broedstellen naast elkaar te
plaatsen, maar de aangrenzende ren(nen) te bevolken met niet
verwante soorten, zoals bijvoorbeeld roodvleugelparkieten,
barrabandparkieten, prinses van wales parkieten, kakariki’s e.d.
Mijn ervaring is dat ze redelijk snel wennen aan de volière en hun
verzorger. Vooral als er jongen zijn en er nieuw voedsel wordt
gebracht dan zitten ze vaak al in de binnenvolière op je te wachten.
Huisvesting
Het houden van barnardparkieten hoeft geen problemen op te leveren
in ons land. Ook in Australië trotseren ze koud en vochtig weer? Wel
ben ik van mening dat een volière waarin barnardparkieten worden
gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf dient te
bezitten. De ren dient een lengte van 3 á 4 meter te hebben en ± 1
meter breed te zijn. Zelf houd ik de vogels in rennen van 3 meter
lang en 90 cm. breed. Daarnaast zijn alle rennen bij mij uitgevoerd
met dubbelgaas en bezitten ze allemaal een apart nachtverblijf.
Gezien hun vechtlust, met name in het broedseizoen, is het
noodzakelijk dat ze paarsgewijs in aparte rennen gehouden worden.
Broedproces
in het wild
In Australië
broeden barnardparkieten van augustus tot november. Ze broeden
meestal in uitgeholde takken en holten in stammen van bomen. Deze
holten hebben een diepte die kan variëren van 60 cm tot 1,2 meter.
De hoogte van de nestholten varieert van 2 tot 9 meter boven de
grond. De poppen leggen 4 tot 6 witte eieren, die om de dag gelegd
worden. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. De broedduur is
19 dagen. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van witte dons. Ze
vliegen na 35 dagen uit en worden, alvorens ze zelfstandig zijn, nog
3 weken door de ouders (bij)gevoerd.
Eigen
kweekervaring
Mijn ervaring
met barnardparkieten is dat ze overwegend vroeg in de lente broeden.
Ik geef het nestblok echter niet eerder dan in maart en laat dit dan
ook nog afhangen van het weer. In het algemeen verstrek ik de
nestblokken niet eerder dan dat de temperatuur overdag zo rond de 10
°C ligt. Het nestblok dat ik verstrek heeft een afmeting van 60 cm
hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van Æ 7
cm. Direct al bij het ophangen hadden beide vogels grote interesse
in het nestblok en binnen het uur hadden beide vogels het nestblok
dan ook al van binnen geïnspecteerd. Vanaf dit moment was het de man
die met zijn prachtige balts elke dag opnieuw alles uit de kast
hield om zijn pop het naar de zin te maken.
De balts van de
man bestaat uit het spreiden van de staartveren en het zogenaamde
staartschudden (=het horizontaal op en neer slaan van de gespreide
staart). Tijdens dit ‘staartschudden’ richt hij zich hoog op zijn
poten op, laat een soort van lokroep horen en maakt snelle knikkende
bewegingen met de kop. Op zich is deze balts wel enigszins
vergelijkbaar met die van rosella’s. Op 21 maart, drie weken nadat
ik het nestblok had opgehangen, werd het eerste ei gelegd. Op 27
maart lagen er na inspectie 4 eieren in het nestblok. Omdat de pop
niet overging tot broeden ging ik op 30 maart nogmaals over tot
inspectie maar ook nu lagen er niet meer dan 4 eieren in het
nestblok. Ik kreeg op dat moment bange vermoedens. Ze zou dit jaar
toch wel gaan broeden? Elk jaar bracht dit paar probleemloos 4
jongen groot en altijd ging de pop bij het 4e ei vast
zitten te broeden. Op 31 maart was de pop ineens de gehele dag weg
en dus, naar ik vermoede, overgegaan tot broeden. Al met al bleef ik
dit alles maar vreemd vinden omdat het legsel al 3 dagen eerder
voltallig was. Toen ik echter op 5 april de eieren wilde schouwen
zag ik tot mijn verbazing dat er niet 4 maar 5 eieren in het
nestblok lagen. Dat was er dus de reden van geweest dat ze bij het 4e
ei niet vast was gaan zitten te broeden. Ik was door de interval van
drie dagen bij het 5e ei op het verkeerde been gezet. Bij
het schouwen waren 4 van de 5 eieren zichtbaar bevrucht zodat ik
vanaf dat moment de vogels met rust liet. Tijdens het broeden kwam
de pop regelmatig uit het nestblok om zich te ontlasten maar ook om
haar vleugels uit te slaan. Minutenlang vliegt ze dan door de
volière waarbij de ene duikvlucht na de andere wordt ondernomen.
Tijdens dit alles op de voet gevolgd door de man. Op 18 april, de
datum dat de eerste jongen geboren konden worden, voerde ik opnieuw
een nestcontrole uit. Er bleken 3 prachtige, met witte dons bedekte,
jonge barnardparkieten te liggen en tevens kon ik zien dat de beide
andere eieren bevrucht waren. De dag er op bleken ook de twee andere
eieren te zijn uitgekomen zodat er in totaal 5 jonge
barnardparkieten in het nestblok lagen.
De jongen werden
voorbeeldig gevoerd. De eerste dagen is het alleen de pop die de
jongen voert. Zij wordt dan wel buiten het nestblok van voedsel
voorzien door de man. Na ca. een week worden de jongen ook door de
man in het nestblok gevoerd. De eerste 2 jongen werden op de
achtste dag geringd met een ring van 6 mm. Op 28 april sloeg bij mij
het noodlot toe. Het had de vorige dag hard geregend en de
temperatuur was van 18 °C teruggevallen naar 6 °C. Bij nestcontrole
bleken 2 jongen, waaronder de oudste, dood in het nestblok te
liggen. Beide jongen hadden een volle krop zodat daar het probleem
niet kon liggen. Het kan niet anders of de pop is tijdens één van de
vele regenbuien nat geworden en met haar natte veren op de jongen
gaan zitten. Hierdoor zijn de betreffende jongen ook nat geworden en
waarschijnlijk door onderkoeling gestorven. Gelukkig overleefden de
overige 3 jongen het wel. Wat mij trouwens wel bij barnardparkieten
opvalt is dat de pop vrij kort nadat de jongen geboren zijn al lange
tijd van het nest afgaat. De kans op onderkoeling is daardoor,
vooral bij lage buitentemperaturen, snel aanwezig. Ik heb daarom nu
al besloten om de vogels het volgend jaar de nestblokken een maand
later te geven. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en
vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn deze ongeveer 1 cm.
lang. Na 3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in de veren en na 30
dagen volledig. Het duurt dan niet lang meer alvorens ze uitvliegen.
Op 23 mei, 35 dagen nadat ze geboren waren, zag ik 2 van de 3 jongen
in de volière vliegen. De eerste dagen zijn ze nog erg stuntelig
maar dit wordt snel anders. De jongen zijn bij het uitvliegen
aanzienlijk kleiner dan de ouders en ook de kleur is veel fletser.
Drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en
kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden. Als er echter geen
ruzies en vechtpartijen plaatsvinden, hetgeen zich bij mij nog
nimmer heeft voorgedaan, laat ik de jongen gewoon bij de ouders in
de volière vliegen. In hoeverre de oudervogels ook vreedzaam blijven
bij een eventueel volgend broedsel weet ik niet omdat mijn
broedkoppel tot op heden altijd maar 1 broedsel per jaar groot
brengt. Mochten ze echter ooit besluiten tot een 2e
broedsel dan zal ik zeker de jongen bij de ouders weghalen. Hoewel
de jongen reeds na 1 jaar geslachtsrijp zijn is het veel
verstandiger om ze pas in hun 2e levensjaar in te zetten
voor de kweek. De kans op succes is dan namelijk een stuk groter.
Van een goed broedkoppel kun je jarenlang plezier beleven. Zo zijn
er broedkoppels bekend die na 25 jaar nog succesvol broeden.
De voeding in
gevangenschap
De
voeding van mijn barnardparkieten bestaat uit een zaadmengsel voor
grote parkieten. Naast dit zaadmengsel krijgen de vogels elke dag
een mengsel van geweekt kiemzaad en eivoer. De verhouding tussen het
zaad en het geweekte kiemzaad/eivoer-mengsel is één op één. Twee
keer per week meng ik, ondanks dat de vogels er ook vrij over kunnen
beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpen grit door
het kiemzaad. Natuurlijk krijgen de vogels ook regelmatig fruit en
groenvoer. Ook verstrek ik 2 keer per week een snee witbrood. Vooral
als er jongen zijn eten ze hier graag van. De vogels, ook de jongen,
doen het op deze voeding prima. Oh ja, regelmatig ga ik in de zomer
op zoek naar (onbespoten) gras- en onkruidzaden. Deze worden met een
heggenschaar geknipt en in grote bossen neergehangen in de volière.
Het is een genot om te zien hoeveel plezier je hier de vogels
meedoet.
A. van Kooten
|