|
De mannetjes hebben namelijk een rode
wangvlek, iets wat bij de popjes ontbreekt. Het zijn verdraagzame vogels
die gerust met andere soorten kunnen worden gehouden. Het menu bestaat
onder andere uit een gemengd tropisch zaad met wat extra millet, eventueel oud wittebrood (voorweken) en groenvoer.
Daar het van nature insecteneters zijn mogen insecten en ander
dierlijk voedsel, zoals bijvoorbeeld meelwormen, beslist niet in het
menu ontbreken.
In een ruime kweekkooi of volière gaan ze vaak wel over tot broeden.
Ze bouwen hun nest graag in struiken en planten, waarbij hun
voorkeur uitgaat naar doornstruiken. Als nestmateriaal gebruiken ze
allerlei grashalmpjes en droog mos.
Het legsel bestaat veelal uit 4 tot 6 eitjes die circa 13 dagen
worden bebroed. Bij de opfok van de jongen is alleen dan succes te verwachten als de ouders de beschikking hebben over dierlijk voedsel
zoals boven beschreven en ze aan het opfokvoer zijn gewend voor de
broedtijd begint. Naast het levend voer brengen de blauwfazantjes
hun jongen ook groot met geweekt brood (denk om bederf!!!), gekiemde
zaden en groenvoer. Ze hebben grote behoefte aan mineralen, die dan
ook niet vergeten mogen worden. De jongen verlaten na circa 3 weken
het nest en kunnen zich na 5 weken zelf redden.
B. Het Angola blauwfazantje
De verzorging van het Angola blauwfazantje is feitelijk
gelijk aan die van het Blauwfazantje. Hoewel gezegd wordt dat ze wat
sterker zijn dan de andere blauwfazantjes, moet men er toch
voorzichtig mee omgaan. Beide geslachten zijn goed te onderscheiden
doordat het blauw van het popje niet zo intensief is als van het
mannetje. Ze lijkt dan ook op het popje van het Blauwfazantje. Leuk
om te vermelden is dat het mannetje een melodieus liedje bezit die
het popje niet ten gehoor kan brengen. 's Winters kan men beter het
zekere voor het onzekere nemen door ze binnen te houden. Een
verblijf waar tenminste een temperatuur heerst van 10 C geeft de
minste risico. Voor wat betreft het menu verwijs ik naar de
voorgaande soort. Als extra kan men wat witzaad, maanzaad en
negerzaad verstrekken. Ook eten ze graag jong groen en men kan
daartoe wat zaad in de volière strooien om te laten ontkiemen.
Bovendien eten ze, wanneer ze in de buitenvolière worden gehouden,
allerhande insecten die ze in de volière zelf wel zullen zoeken.
Indien rekening wordt gehouden met hun behoefte aan warmte bestaat
een goede kans dat ze overgaan tot broeden. Ze maken hun nestjes in
nestkastjes en gebruiken als materiaal onder andere droog gras en
mos.
Het popje legt 3 tot 5 eitjes die ze circa 12 dagen bebroed. De
jongen zullen niet groot gebracht worden indien de ouders niet
kunnen beschikken over allerlei levend voer zoals meelwormen,
insecten e.d. Tevens dient opfokvoer, gekiemde zaden en groenvoer
verstrekt te worden.
De jongen verlaten na circa 18 dagen het nest en zijn met 4 weken
zelfstandig.
C. Het Blauwkap blauwfazantje
Het blauwkap blauwfazantje is de sterkste van de serie
blauwfazantjes. Dit vogeltje is zeer goed te houden en zeker aan te
raden voor pasbeginnende liefhebbers. Ze kunnen heel goed gehouden
worden met soorten zoals bijvoorbeeld Zilverbekjes, Nonnetjes, Edelzangers en Loodbekjes.
Het popje verschilt van het mannetje doordat ze minder blauw aan het
kopje is en in het geheel wat matter van kleur.
Een goed beplante volière is als huisvesting het beste. In de winter
verlangen ze een matig verwarmd verblijf.
Voor wat betreft de voeding kan verwezen worden naar de twee
voorgaande soorten.
Broedresultaten zijn te verwachten in een goed beplante en van
groene takken voorziene volière. De nestbouw van deze soort heeft
niet veel te betekenen, het liefst bouwen ze het nest in lage
struiken, maar ook wel in hier en daar opgehangen nestkastjes. Als
nestmateriaal gebruiken ze droog gras en mos. Bij het uitoefenen van
nestcontrole bestaat de kans dat ze hun nest in de steek laten. Het
legsel bestaat meestal uit 3 tot 5 eitjes die gedurende circa 12
dagen worden bebroed.
Ze voeren hun jongen met allerlei insecten die ze grotendeels zelf
in de volière zullen opscharrelen. Natuurlijk geldt ook hier dat we
meelwormen dienen te verstrekken. Geef ook wat opfokvoer
waardoorheen sporenelementen moeten worden gemengd.
Verder kan geweekt brood en groenvoer verstrekt worden. De jongen
zullen na circa 17 dagen het nest verlaten en zijn met 4 weken
zelfstandig. De eerste tijd zijn ze vaak nogal schrikachtig. Dus een
voorzichtige benadering is geboden.
A. van Kooten
|