TE GLADDE, TE DUNNE OF TE BEWEEGLIJKE
ZITSTOKKEN IN DE KOOI GEPLAATST.
Gevolg hiervan is dat de man de pop niet goed kan treden waardoor dus geen bevruchting kan
plaatsvinden. Uit eigen ervaring heb ik meegemaakt dat een bevriend collega kweker bij de eerste broedronde geconfronteerd werd
met bijna uitsluitend onbevruchte eitjes. Iets wat hij nog
nooit bijzijn vogels in zo'n omvang had meegemaakt. Wat bleek?
Hij had nieuwe kweekkooien gebouwd en deze voorzien van
zitstokken meteen diameter kleiner dan 1 cm. Toen hij de diameter
van de zitstokken had vergroot door aan weerszijden van de zitstokkenlatjes te lijmen bleek het euvel verholpen.
TE ZWAAR BEVEDERDE VOGELS.
Indien de vogels zwaar bevederd (buff-bevedering)
zijn kan dit een goede bevruchting in de weg staan. Bij zwaar
bevederde vogels bevordert het voorzichtig wegknippen of uittrekken
van de veren rondom de cloaca bij beide geslachten een goedebevruchting.
SLECHTE CONDITIE VAN HET POPJE OF MANNETJE.
Vogels die niet in conditie zijn mogen naar mijn
mening niet ingezet worden voor de kweek. Een voetballer met een
slechte conditie zal in een wedstrijd ook geen potten kunnen breken.
Ook al zullen er jongen komen van dergelijke vogels dan is het maar
zeer de vraag of deze jongen voldoende bouwstoffen hebben
meegekregen om zich te kunnen ontwikkelen tot een mooie en gezonde
parkiet. Zo is bekend dat de laatste drie maanden voordat een eitje
wordt gelegd, bepalend zijn voor het jong wat hieruit geboren zal
worden. Met andere woorden als de pop in die drie maanden
tekorten heeft gehad, van één of meer belangrijke bouwstoffen (in
bijvoorbeeld de voeding), dan zal dit van invloed zijn op de
ontwikkeling van de jongen. Hiermee wordt nogmaals bevestigd dat de verzorging
van de vogels het gehele jaar door optimaal dient te zijn.Bij een broedpaar met onbevruchte eitjes kunnen we de
kans opeen later bevrucht legsel vergroten door ze normaal
verder telaten broeden en hun later vreemde eieren of vreemde
jongen toe te schuiven. Denk er hierbij goed aan dat de
eitjes/jongenzich qua tijd dienen te verhouden met die van de
vogels die ze krijgen toegeschoven. Met andere woorden als we
onbevruchte eitjes wegpakken van bijvoorbeeld 10 dagen oud dan
dienen de eitjes die we willen toeschuiven ook ongeveer 10
dagen oud te zijn. Het zelfde geldt voor het toeschuiven van jonge
vogels. Als we bovenstaande doen blijft het broedpaar in het natuurlijk ritme.
DE MAN HEEFT TE LANGE NAGELS.
Bij de paring neemt de man op de rug van de pop
plaats waarbij hij zich met z'n poten vasthoudt. U kunt zich
voorstellen dat als de man op de rug van de pop plaats neemt, de
nagels als een soort van 'dolken' in de rug van de pop zullen
steken. Door de pijn, die de pop hierdoor ervaart, zal ze
proberen de man van zich af te schudden waardoor geen goede
bevruchting zal kunnen plaatsvinden. Vooral bij de wat oudere mannen moet u er op letten
dat de nagels niet te lang zijn. De nagels kunt u met een schaartje bijknippen. Om te
voorkomen dat u in een adertje knipt (dus te diep knipt) is het
verstandig het nageltje tegen het licht te houden. U kunt dan
duidelijk zien waar zich het adertje bevindt.
ONVOLDOENDE LICHTSTERKTE IN DE BROEDKOOI?
Bewust heb ik achter deze zin een vraagteken gezet.
Tot nu toe is (nog) niet wetenschappelijk bewezen dat de
lichtsterkte invloed heeft op de bevruchtingskansen. De resultaten
van veel kwekers wijzen echter wel in die richting. Over het
algemeen is het zo, dat vogels welke het meest in het licht
opgekooid zijn, méér bevruchte eieren geven, dan vogels welke in
donkere kooien zijn ondergebracht. Evenals bij mensen bestaat er ook bij grasparkieten
verschil in lichaamsontwikkeling. Sommige poppen zullen na 7 maanden
al geslachtsrijp zijn terwijl andere poppen er na 12 maanden nog
niet zijn. Uit een onderzoek in 1966, die werd gehouden onder
Engelse topkwekers, kwam naar voren dat het hoogste percentage
jongen werd verkregen met poppen, die twee jaar oud waren en in het
eerste jaar niet hadden gebroed. Voor de kleinere kwekers (zoals de meesten van ons)
is het echter van belang, dat gekweekt kan worden met jonge poppen
van 10 tot 12 maanden oud. De kleine kweker bezit immers vaak niet
de ruimte om poppen een vol jaar over te laten zitten? Zorg er in
ieder geval voor dat de poppen die u voor de kweek inzet minstens 10
maanden oud zijn. Hou ook op de kweekkaarten van de vogels de eerste
broedronde in de gaten. Misschien zijn er poppen uit een zelfde
lijn, die het zelfde beeld laten zien! Hier kunt u dan bij het
ingaan van het kweekseizoen rekening mee houden (bijvoorbeeld niet
eerder inzetten dan bij een leeftijd van 14 maanden).
UITGEZAKT ONDERLICHAAM VAN DE POP.
Het komt nogal eens voor, dat het onderlichaam van de
pop, na het leggen van de eerste twee eieren, uitzakt.Heel vaak zijn dan de eerste twee eitjes wel
bevrucht, terwijl de rest van de gelegde eitjes onbevrucht zijn.
Door het uitgezakte onderlichaam zijn namelijk verdere
bevruchtingskansen nihil geworden. Als het onderlichaam van de pop,
na het grootbrengen van de jongen, nog uitgezakt is, kunt u de pop
het beste loslaten in een vlucht. Als het onderlichaam van de pop
weer normaal is, kunt u haar weer in de broedkooi plaatsen.Over het algemeen zullen dergelijke vogels een laag
percentage jongen blijven geven.Ingeval een broedstel onbevruchte eitjes heeft kan
men het beste de pop een tijdje op de eitjes laten zitten, zodat
haar lichaam in 'broedritme' blijft. De kans op bevruchting van het
volgende nest zal hierdoor vergroot worden. Nog beter is het deze
vogels bevruchte eitjes te geven van een ander broedpaar
(bijvoorbeeld van een broedpaar met relatief veel eitjes).De vogels kunnen dan de totale broedcyclus doorlopen
en de kans op een succesvolle volgende ronde zal er sterk door
toenemen.
A. van Kooten