Deze website wordt u aangeboden door Adri van Kooten, keurmeester gras- en grote parkieten bij de NBvV

Menu

 

Bij favorieten plaatsen!

Home

Cloncurryparkiet  (Barnardius macgillivrayi)

 
 

Kooi- en voličrevogels (ca. 300)
Broedconditie en broedproces
Fotogalerijen
Vogelziekten
Medicijnen
Kweekproblemen
Ziekenkooi
Vogeldierenartsen
Voeding
Bouw en inrichting voličre
Tips van vogelliefhebbers
Vogels - koude voličre
Vogels - warme voličre
Downloads Cloncurry parkiet

 

Inleiding

De Cloncurry parkiet behoort tot het geslacht Barnardius. In een eerste oogopslag lijkt de Cloncurry parkiet veel op de Barnardparkiet, de nominaatvorm van het geslacht Barnardius. Wordt echter wat gedetailleerder gekeken dan wordt het verschil tussen beide vogels direct duidelijk. Wat duidelijk verschilt zijn de veel zachtere pastelkleuren van de Cloncurry parkiet. Anders dan bij de Barnardparkiet heeft de Cloncurry geen gele band over de buik maar een volledig oranjegele buik. Een ander duidelijk verschil is het ontbreken van de, voor de Barnardparkiet zo kenmerkende, rode voorhoofdsband. De wetenschappelijke naam van de Cloncurry parkiet is Barnardius macgillivrayi. De naam Barnardius komt van de bekende ornitholoog Edward Barnard, die een speciale studie maakte van de soort en macgillivrayi is de naam van de ontdekker van de Cloncurry parkiet, Alexander Sykes Macgillivray.

Kleurplaten
Vogelanimaties
Vogelmarkten
Vogelparken
Richtprijzen vogels
Vogelgeluiden
 
Erfelijkheidsleer vogels
Links naar vogelwebsites
Europese cultuurvogels
Papegaai als huisdier - index
Vogelwereld Curaçao
 

 

 

 

Geschiedenis

De Cloncurry parkiet werd voor het eerst beschreven in 1900 door Alfred J. North in de ‘Victorian Naturalist’ als Platycercus macgillivrayi. In 1901 werd deze naam door A.J. Campbell gecorrigeerd in Barnardius macgillivrayi. De eerste illustratie van de Cloncurry parkiet werd gemaakt in 1902 door Mr. H. Goodchild en stond afgebeeld bij een artikel van Dr. P.L. Slater. Zo rond 1930 was de Cloncury parkiet een vrij algemene kooivogel in en rond Cloncurry. De eerste broedresultaten werden behaald door Dr. Alan Lendon uit Adelaide in Zuid Australië. Hij wist in het broedseizoen 1939/1940 voor het eerst jongen te kweken van deze soort.

De soort

Door veel ornithologen wordt de Cloncurry parkiet gezien als een ondersoort van het geslacht Barnardius barnardi. Stan Sindel en James Gill zijn echter in hun boek ‘Australian Broad-tailed Parrots’ van mening dat de Cloncurry parkiet als een aparte soort gezien moet worden. Zij menen dat dit gerechtvaardigd is op basis van de lange periode van isolatie van de soort en het ontbreken van een duidelijke ondersoort tussen het verspreidingsgebied van de Barnardparkiet en de Cloncurry parkiet. Binnen de soort komt weinig variatie voor in kleur. Wel komen soms vogels voor die wat bleker van kleur zijn.

Uiterlijke kenmerken van de soort

Man: Het voorhoofd de achterschedel en de nek zijn lichtgroen. Vanaf de wangen, doorlopend naar beneden naar de kin en keel is de bevedering blauw. De kleur van de bovenste vleugeldekveren is lichtgroen maar gaat geleidelijk over in olijfgeel. De vleugelbocht en de vleugelranden zijn hemelsblauw. De grote vleugelveren  zijn zwart met en groene buitenvlag. De borst is zacht olijfgroen en lijkt enigszins gehamerd. De buik heeft een zachte gele kleur met soms een wat oranjeachtige schubtekening. De anaalstreek is groen. De mantel en de stuit zijn lichtgroen van kleur. Op de scheiding van mantel en nek bevindt zich een gele band. De bovenstaartdekveren  zijn lichtgroen, de onderstaartdekveren olijfgroen. De bovenste grote staartveren zijn donkerblauw gekleurd terwijl de onderste grote staartveren meer hemelsblauw van kleur zijn. De snavel is lichtgrijs, de ogen donkerbruin, de poten grijs en de nagels zwart. De vogel is 33 cm. groot.

Pop: De pop lijkt op de man. Vaak zijn de poppen op het vleugeldek meer grijsgroen i.p.v. lichtgroen zoals bij de mannen. Ook zijn de pastelkleuren bij de pop iets minder sprekend. Poppen zijn vaak ook iets kleiner dan de mannen.

Jongen: Jonge vogels zijn in het geheel wat bleker van kleur en ook is de nekband nog niet volledig aanwezig. Meestal hebben de jongen, met name de popjes, een oranje gekleurde voorhoofdsband die echter na de eerste rui volledig verdwijnt.

Geslachtsonderscheid:

Zoals reeds opgemerkt is de kleur van de pop vaak iets minder sprekend als die van de man. Verder is het vleugeldek bij de pop meer grijsgroen dan lichtgroen zoals bij de man. De beste manier om de seksen te onderscheiden is echter de kop en de snavel. De snavel, zo is mijn ervaring, is bij de man duidelijk breder en groter, terwijl de kop van de man meestal ook groter is als die van de pop.

Verspreidingsgebied:

De Cloncurry parkiet heeft zijn naam te danken aan het feit dat hij voor komt in een grote cirkel rond de plaats Cloncurry. Ruwweg omvat dit gebied Noordwest Queensland en het aangrenzende oosten van Noord Australië. Hier is hij vooral te vinden langs de overwegend droge, met bomen begrensde waterlopen en uitlopen van het Selwyn gebied en het aangrenzende Paroo, Leander en Waggaboonyah gebied. In het noorden komt de vogel voor langs de Cloncurry rivier tot aan de Golf van Carpentaria en evenzo langs de Leichhardt rivier. In dit gebied kan het zeer heet worden, tot boven 40 °C.

Leefgebied

De Cloncurry parkiet houdt zich ondermeer op in dwergachtige eucalyptusstruiken. Deze struiken, die in Australië ‘mallees’ worden genoemd, schieten verspreid op uit het omringende stekelige gras en het lagere kreupelhout. De struiken zijn bestand tegen het zeer droge en warme klimaat van dit gebied en ze kunnen 3 tot 10 meter hoog worden. De Cloncurry parkiet komt verder nog voor in acaciabossen en langs de oevers van drooggevallen kreken, beken en rivieren. Afhankelijk van het beschikbare voedsel verplaatsen de vogels zich in hun leefgebied. Vaak worden ze dan waargenomen in paren en of kleine groepjes. Kleine groepjes betreffen vaak ouderparen met hun jongen. Cloncurry parkieten vertoeven graag op de grond op zoek naar zaden van grassen en allerlei onkruiden. Vanwege het droge en dorre leefgebied zijn ze echter genoodzaakt het overgrote deel van hun voeding uit de bomen en de struiken te halen. Het voedsel wat ze hier vinden bestaat uit vruchten, bloesemnectar, blad­knoppen en diverse soorten insecten en hun larven.

Broedproces in het wild

Cloncurry parkieten planten zich in het algemeen voort wanneer een natte periode ze de kans geeft. Het paringsritueel komt bij de vogels na de regenval op gang, dan immers beginnen de planten overvloedig te groeien en te bloeien en is er in overvloed voedsel voor de jongen beschikbaar? Als basis voor hun nestgelegenheid gebruiken ze vaak uithollingen in eucalyptusbomen die door boomtermieten zijn gemaakt. Deze holten hebben een diepte van ongeveer 60 cm en een diameter van 15 tot 20 cm. De hoogte van de nestholten varieert van 3 tot 20 meter boven de grond. In het wild liggen de nestholten van broedparen 300 meter of meer van elkaar vandaan. Eenmaal gekozen nesholten worden tegenover soortgenoten zeer agressief verdedigd. De poppen leggen 2 tot 3 witte eieren, die om de dag gelegd worden. De eitjes worden alleen door de pop bebroed. De broedduur is 19 dagen. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van licht grijze dons. Ze vliegen na 35 dagen uit en worden, alvorens ze zelfstandig zijn, nog 3 weken door de ouders (bij)gevoerd. 

Huisvesting

Het houden van Cloncurry parkieten hoeft geen problemen op te leveren in ons land. Ze zijn als winterhard te beschouwen. Wel ben ik van mening dat een voličre waarin Cloncurryparkieten worden gehouden een goed afgesloten en droog nachtverblijf dient te bezitten. De ren dient een lengte van 3 á 4 meter te hebben en ± 1 meter breed te zijn. Zelf houd ik de vogels in rennen van 3 meter lang en 90 cm. breed. Daarnaast zijn alle rennen bij mij uitgevoerd met dubbelgaas en bezitten ze allemaal een apart nachtver­blijf. Gezien hun vechtlust, met name in het broedseizoen, is het noodzakelijk dat ze paarsgewijs in aparte rennen gehouden worden.

De kweek in gevangenschap

Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van Ć 7 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal geef ik de vogels vermolmd hout, houtspaanders en of zaagsel welke ik vermeng met potgrond. De nestblokken dienen pas verstrekt te worden als de buitentemperatuur stabiel is en overdag zo rond de 10 °C ligt. In de praktijk betekent dit vaak dat de broedblokken zo medio maart in de voličre opgehangen kunnen worden. Meestal tonen de vogels direct interesse in het nestblok en veelal wordt het nestblok binnen het uur geďnspecteerd. Omdat Cloncurryparkieten vaak zonder problemen een (nieuwe) partner accepteren is de kweek in het algemeen gemakkelijker als bij de Barnardparkieten. De beste broedresultaten worden verkregen met broedstellen die 2 jaar of ouder zijn. De pop legt 4 tot 5 eitjes die om de dag, een enkele keer om de 2 dagen, worden gelegd. De pop bebroed de eieren alleen. Tijdens het broeden komt de man regelmatig in het broedblok om haar te voeden. Het eerste jong wordt na 20 – 21 dagen geboren. De jongen zijn bij de geboorte voorzien van licht grijze dons. In de eerste week worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man bij het voeren van de jongen. Na 7 dagen zijn de eerste veerstoppels bij de jongen zichtbaar. Na ca. 10 dagen zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn deze ongeveer 1 cm. lang. Na 3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in de veren en na 30 dagen volledig. Het duurt dan niet lang meer alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong vliegt veelal na ongeveer 5 weken uit. Drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden. Als er echter geen ruzies en vechtpartijen plaatsvinden, hetgeen zich bij mij nog nimmer heeft voorgedaan, laat ik de jongen gewoon bij de ouders in de voličre vliegen. Mijn ervaring is dat de ouders zelden agressief zijn of worden tegenover de jongen. In hoeverre de oudervogels ook vreedzaam blijven bij een eventueel volgend broedsel weet ik niet omdat mijn broedkoppel nooit meer dan 1 broedsel per jaar groot bracht. Van een goed broedkoppel kun je jarenlang plezier beleven. Zo zijn er broedkoppels bekend die na 25 jaar nog succesvol broeden.

De voeding in gevangenschap

De voeding van Cloncurryparkieten dient te bestaan uit een zaadmengsel voor grote parkieten. Naast dit zaadmengsel verdient het aanbeveling de vogels elke dag een mengsel van kiemzaad en eivoer te verstrekken. De verhouding tussen het zaad en kiemzaad/eivoer-mengsel dient 1 op 1 te zijn. Zelf meng ik twee keer per week, dit ondanks dat de vogels er ook vrij over kunnen beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpen grit door het kiemzaad van mijn vogels. Natuurlijk krijgen de vogels ook regelmatig fruit en groenvoer. Ook verstrek ik 2 keer per week een snee witbrood. Vooral als er jongen zijn eten ze hier graag van. De vogels, ook de jongen, doen het op deze voeding prima. Oh ja, regelmatig ga ik in de zomer op zoek naar (onbespoten) gras- en onkruidzaden. Deze worden met een heggenschaar geknipt en in grote bossen  neergehangen in de voličre. Het is een genot om te zien hoeveel plezier je hier de vogels meedoet.

A. van Kooten

Verwante links

Barnardparkiet
Cloncurryparkiet
Port Lincolnparkiet
Twenty-eightparkiet
 

 

Disclaimer

Home

Vertel een vriend over deze site

 

 

Copyright © 2005, Adri van Kooten, All Rights Reserved | Webdesign: Adri van Kooten