Door veel
ornithologen wordt de Cloncurry parkiet gezien als een ondersoort
van het geslacht Barnardius barnardi. Stan Sindel en James Gill zijn
echter in hun boek ‘Australian Broad-tailed Parrots’ van mening dat
de Cloncurry parkiet als een aparte soort gezien moet worden. Zij
menen dat dit gerechtvaardigd is op basis van de lange periode van
isolatie van de soort en het ontbreken van een duidelijke ondersoort
tussen het verspreidingsgebied van de Barnardparkiet en de Cloncurry
parkiet. Binnen de soort komt weinig variatie voor in kleur. Wel
komen soms vogels voor die wat bleker van kleur zijn.
Uiterlijke kenmerken van de soort
Man: Het
voorhoofd de achterschedel en de nek zijn lichtgroen. Vanaf de
wangen, doorlopend naar beneden naar de kin en keel is de bevedering
blauw. De kleur van de bovenste vleugeldekveren is lichtgroen maar
gaat geleidelijk over in olijfgeel. De vleugelbocht en de
vleugelranden zijn hemelsblauw. De grote vleugelveren zijn zwart
met en groene buitenvlag. De borst is zacht olijfgroen en lijkt
enigszins gehamerd. De buik heeft een zachte gele kleur met soms een
wat oranjeachtige schubtekening. De anaalstreek is groen. De mantel
en de stuit zijn lichtgroen van kleur. Op de scheiding van mantel en
nek bevindt zich een gele band. De bovenstaartdekveren zijn
lichtgroen, de onderstaartdekveren olijfgroen. De bovenste grote
staartveren zijn donkerblauw gekleurd terwijl de onderste grote
staartveren meer hemelsblauw van kleur zijn. De snavel is
lichtgrijs, de ogen donkerbruin, de poten grijs en de nagels zwart.
De vogel is 33 cm. groot.
Pop: De pop
lijkt op de man. Vaak zijn de poppen op het vleugeldek meer
grijsgroen i.p.v. lichtgroen zoals bij de mannen. Ook zijn de
pastelkleuren bij de pop iets minder sprekend. Poppen zijn vaak ook
iets kleiner dan de mannen.
Jongen: Jonge
vogels zijn in het geheel wat bleker van kleur en ook is de nekband
nog niet volledig aanwezig. Meestal hebben de jongen, met name de
popjes, een oranje gekleurde voorhoofdsband die echter na de eerste
rui volledig verdwijnt.
Geslachtsonderscheid:
Zoals reeds
opgemerkt is de kleur van de pop vaak iets minder sprekend als die
van de man. Verder is het vleugeldek bij de pop meer grijsgroen dan
lichtgroen zoals bij de man. De beste manier om de seksen te
onderscheiden is echter de kop en de snavel. De snavel, zo is mijn
ervaring, is bij de man duidelijk breder en groter, terwijl de kop
van de man meestal ook groter is als die van de pop.
Verspreidingsgebied:
De Cloncurry parkiet heeft
zijn naam te danken aan het feit dat hij voor komt in een grote
cirkel rond de plaats Cloncurry. Ruwweg omvat dit gebied Noordwest
Queensland en het aangrenzende oosten van Noord Australië. Hier is
hij vooral te vinden langs de overwegend droge, met bomen begrensde
waterlopen en uitlopen van het Selwyn gebied en het aangrenzende
Paroo, Leander en Waggaboonyah gebied. In het noorden komt de vogel
voor langs de Cloncurry rivier tot aan de Golf van Carpentaria en
evenzo langs de Leichhardt rivier. In dit gebied kan het zeer heet
worden, tot boven 40 °C.
Leefgebied
De Cloncurry
parkiet houdt zich ondermeer op in dwergachtige eucalyptusstruiken.
Deze struiken, die in Australië ‘mallees’ worden genoemd, schieten
verspreid op uit het omringende stekelige gras en het lagere
kreupelhout. De struiken zijn bestand tegen het zeer droge en warme
klimaat van dit gebied en ze kunnen 3 tot 10 meter hoog worden. De
Cloncurry parkiet komt verder nog voor in acaciabossen en
langs de oevers van
drooggevallen kreken, beken en rivieren. Afhankelijk van het
beschikbare voedsel verplaatsen de vogels zich in hun leefgebied.
Vaak worden ze dan waargenomen in paren en of kleine groepjes.
Kleine groepjes betreffen vaak ouderparen met hun jongen. Cloncurry
parkieten vertoeven graag op de grond op zoek naar zaden van grassen
en allerlei onkruiden. Vanwege het droge en dorre leefgebied zijn ze
echter genoodzaakt het overgrote deel van hun voeding uit de bomen
en de struiken te halen. Het voedsel wat ze hier vinden bestaat uit
vruchten, bloesemnectar, bladknoppen en diverse soorten insecten en
hun larven.
Als
nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting
van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat
van Ć 7 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken
zodat de vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal geef
ik de vogels vermolmd hout, houtspaanders en of zaagsel welke ik
vermeng met potgrond. De nestblokken dienen pas verstrekt te worden
als de buitentemperatuur stabiel is en overdag zo rond de 10 °C
ligt. In de praktijk betekent dit vaak dat de broedblokken zo medio
maart in de voličre opgehangen kunnen worden. Meestal tonen de
vogels direct interesse in het nestblok en veelal wordt het nestblok
binnen het uur geďnspecteerd. Omdat Cloncurryparkieten vaak zonder
problemen een (nieuwe) partner accepteren is de kweek in het
algemeen gemakkelijker als bij de Barnardparkieten. De beste
broedresultaten worden verkregen met broedstellen die 2 jaar of
ouder zijn. De pop legt 4 tot 5 eitjes die om de dag, een enkele
keer om de 2 dagen, worden gelegd. De pop bebroed de eieren alleen.
Tijdens het broeden komt de man regelmatig in het broedblok om haar
te voeden. Het eerste jong wordt na 20 – 21 dagen geboren. De jongen
zijn bij de geboorte voorzien van licht grijze dons. In de eerste
week worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook
de man bij het voeren van de jongen. Na 7 dagen zijn de eerste
veerstoppels bij de jongen zichtbaar. Na ca. 10 dagen zijn bij de
jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn
deze ongeveer 1 cm. lang. Na 3 weken zitten ze voor ongeveer 75% in
de veren en na 30 dagen volledig. Het duurt dan niet lang meer
alvorens ze uitvliegen. Het eerste jong vliegt veelal na ongeveer 5
weken uit. Drie weken nadat de jongen zijn uitgevlogen zijn ze
zelfstandig en kunnen ze bij de ouders vandaan gehaald worden. Als
er echter geen ruzies en vechtpartijen plaatsvinden, hetgeen zich
bij mij nog nimmer heeft voorgedaan, laat ik de jongen gewoon bij de
ouders in de voličre vliegen. Mijn ervaring is dat de ouders zelden
agressief zijn of worden tegenover de jongen. In hoeverre de
oudervogels ook vreedzaam blijven bij een eventueel volgend broedsel
weet ik niet omdat mijn broedkoppel nooit meer dan 1 broedsel per
jaar groot bracht. Van een goed broedkoppel kun je jarenlang plezier
beleven. Zo zijn er broedkoppels bekend die na 25 jaar nog succesvol
broeden.
De voeding in
gevangenschap
De voeding van Cloncurryparkieten dient
te bestaan uit een zaadmengsel voor grote parkieten. Naast dit
zaadmengsel verdient het aanbeveling de vogels elke dag een mengsel
van kiemzaad en eivoer te verstrekken. De verhouding tussen het zaad
en kiemzaad/eivoer-mengsel dient 1 op 1 te zijn. Zelf meng ik twee
keer per week, dit ondanks dat de vogels er ook vrij over kunnen
beschikken, scherpe maagkiezel en oesterschelpen grit door
het kiemzaad van mijn vogels. Natuurlijk krijgen de vogels ook
regelmatig fruit en groenvoer. Ook verstrek ik 2 keer per week een
snee witbrood. Vooral als er jongen zijn eten ze hier graag van. De
vogels, ook de jongen, doen het op deze voeding prima. Oh ja,
regelmatig ga ik in de zomer op zoek naar (onbespoten) gras- en
onkruidzaden. Deze worden met een heggenschaar geknipt en in grote
bossen neergehangen in de voličre. Het is een genot om te zien
hoeveel plezier je hier de vogels meedoet.
A. van Kooten