Ondersoorten
Bij de Port
Lincolnparkiet worden de volgende ondersoorten onderscheiden:
-
Barnardius
zonarius zonarius - Port
Lincolnparkiet
-
Barnardius
zonarius occidentalis -
Bleke Port Lincolnparkiet
-
Barnardius zonarius
semitorquatus - Twenty-eightparkiet
Uiterlijke kenmerken
en geslachtsonderscheid
Port
Lincolnparkiet - Barnardius z.zonarius
Formaat 38 cm.
Man en pop lijken op elkaar. De
Port Lincolnparkiet is overwegend groen van kleur. De kop is
matzwart, de wangen en de hals zijn blauw gekleurd. Dit blauw loop
door tot onder de snavel. Op de scheiding van mantel en nek bevindt
zich een gele band. De rug is donkergroen gekleurd en de stuit
blauwgroen. De borst is donkergroen, de buik geel en de onderbuik
lichtgroen. De kleur van de bovenste vleugeldekveren is groen. De
vleugelbocht en de vleugelranden zijn blauw van kleur. De
bovenstaartdekveren zijn donker groenachtig blauw en de staart is
aan de onderzijde blauw. De snavel is hoornkleurig, de ogen
donkerbruin, de poten grijs en de nagels zwart. Binnen de soort
komen veel kleurvariaties voor. In het algemeen is de pop kleiner
dan de man. Een goede manier om de seksen te onderscheiden is de
grootte van de kop en de snavel. De snavel is bij de man vaak
duidelijk breder en groter. Ook is de kop van de man meestal groter
als die van de pop. Vaak hebben poppen een zogenaamde ‘wingstripe’,
een witte vleugelstreep aan de onderzijde van de slagpennen. Hierbij
dient wel opgemerkt te worden dat ook sommige jonge mannen deze
‘wingstripe’ laten zien. Bij de jonge mannen verdwijnt de
‘wingstripe’ echter na de eerste volledige rui, terwijl deze bij de
poppen blijft bestaan.Jongen: Jonge Port Lincolnparkieten lijken op
de ouders, echter het zwart aan de kop is meer bruin-zwart. Ook zijn
ze de eerste maanden duidelijk kleiner dan de ouders. Na ca. 1 jaar
zijn ze op volle kleur.
Bleke Port
Lincolnparkiet - Barnardius z.occidentalis
Formaat: 31 - 32
cm.
De bleke Port
Lincolnparkiet is duidelijk kleiner dan de nominaatvorm. Zoals zijn
naam al doet vermoeden bezit hij veel blekere kleuren dan de Port
Lincolnparkiet. De kop is in plaats van zwart meer bleek grijszwart
van kleur. Binnen de soort komen veel kleurvariaties voor. Voor het
overige is de bleke Port Lincoln gelijk aan de Port Lincolnparkiet.
Verspreidings- en
leefgebied
Port Lincolnparkiet
De Port
Lincolnparkiet heeft zijn verspreidingsgebied van het oosten van
Zuid Australië en het zuidelijk deel van Noord Australië tot de
westkust van Australië. In het noordelijk verspreidingsgebied
verplaatsen de vogels zich regelmatig. Deze trek wordt beïnvloed
door de regenval in het gebied. Regenval betekent namelijk groei en
bloei van planten en dus de beschikbaarheid van voedsel voor de
vogels.
Bleke Port Lincolnparkiet
De bleke Port
Lincolnparkiet komt alleen voor in West-Australië. Hij is hier te
vinden vanaf de Fortescue rivier en het Hammersley gebergte in
zuidelijke richting tot aan de Murchison rivier.
Port
Lincolnparkieten zijn in staat gebleken zich gemakkelijk aan te
passen aan hun leefgebied. Dit heeft er dan ook toe bijgedragen dat
ze zich verspreid hebben over een derde van Australië. Naast de
dichte bossen langs de kust komen ze vooral voor in een vegetatie
van mulga, mallee en grasvlakten met open bebossing. Mulga is het
Australische woord voor een vegetatie van ondoordringbaar
struikgewas. Dit struikgewas wordt veelal gedomineerd door één van
de ongeveer 600 soorten acaciabomen. De flora in Australië bestaat
voor ongeveer 30% uit mulga. Dit mulga landschap gaat over in een
vegetatie dat malleewordt genoemd. Mallee is het Australische woord
voor een vegetatie van een hoger en minder dicht type struikgewas
dat bestaat uit dwergachtige eucalyptus – struiken. Dit mallee
landschap is in Australië rijkelijk vertegenwoordigt en beslaat
ongeveer 7% van het totale oppervlak van Australië. De mallee gaat
op zijn beurt over in een vegetatie van grasvlakten met open
bebossing van hogere eucalyptusbomen. Deze open beboste savannen
zijn zo talrijk In Australië dat ze maar liefst 25% van het totale
oppervlak van Australië beslaan.
Gedrag
De Port Lincolnparkiet (en zijn ondersoorten) zijn in het
broedseizoen vrij vechtlustig en is het noodzakelijk dat ze
paarsgewijs in aparte volières gehouden worden. In de naast gelegen
volière(s) dienen geen verwante soortgenoten te worden gehouden. Het
zijn in het algemeen sterke vogels die ons klimaat prima verdragen.
Ze kunnen in de volière een enorme knaaglust aan de dag leggen. Zorg
daarom steeds voor voldoende verse fruit- en wilgentaken in de
volière. Bij het samenstellen van paren kunnen het beste jonge
vogels bij elkaar geplaatst worden omdat jonge vogels in het
algemeen veel verdraagzamer tegenover elkaar zijn dan oude vogels.
Op jonge leeftijd samengestelde paren leveren dan ook, wanneer ze
geslachtsrijp zijn, vaak weinig problemen op.
Broedproces in het wild
In het zuiden
broeden de verschillende (onder)soorten van augustus tot december.
In het binnenland en in het noorden broeden de vogels afhankelijk
van de regenval. Tijdens het broedseizoen zijn de vogels extreem
lawaaierig vooral in de nabijheid van het gekozen nest. De vogels
broeden in de holten van boomtakken en boomstammen van zowel dode
als levende bomen. Meestal wordt gebroed in eucalyptusbomen. De
hoogte van de nestholten varieert van 2,5 meter tot 14 meter boven
de grond. Tijdens de paartijd, die zo rond augustus begint, zijn de
vogels over het algemeen erg luidruchtig en opgewonden. De man zit
dan voortdurend met een van opwinding gespreide staart achter de pop
aan. Vaak maakt hij sprongen op de grond en of op een tak gevolgd
door snelle buigingen met de kop. Na dit ritueel voert hij dan vaak
de pop uit de krop. De pop legt 4 tot 8 eieren, meestal echter 5 tot
6 witte eieren, die om de dag gelegd worden. De eitjes worden alleen
door de pop bebroed. De broedduur is 19 dagen. De jongen zijn bij de
geboorte voorzien van dons. Ze vliegen na ca. 35 dagen uit en worden,
alvorens ze zelfstandig zijn, nog 3 weken door de ouders (bij)gevoerd.
Na het uitvliegen van de jongen blijven de oudervogels en de jongen
nog meerdere maanden bij elkaar. Jonge vogels lijken op de ouders
maar zijn in het geheel duidelijk fletser van kleur. Op een leeftijd
van 12 – 16 maanden zijn de jongen vol op kleur. In het algemeen
zijn ze dan na 2 jaar geslachtsrijp.
Broedproces in de volière
Hoewel jonge
vogels vaak al op een leeftijd van 1 jaar geslachtsrijp zijn worden
de beste broedresultaten verkregen met broedstellen die 2 jaar of
ouder zijn. In het algemeen geeft paarvorming bij jonge vogels geen
problemen. Bij overjarige vogels heel vaak wel. Het is dan bijna
altijd de man die de pop aanvalt. Bij het koppelen van oudere vogels
dient hier dan ook rekening mee gehouden te worden. Ook goede
kweekkoppels kunnen tijdens het broedseizoen behoorlijk ruzie maken.
Vooral als één van beide vogels nog niet in juiste broedconditie
verkeerd. Het kan er soms zo erg aan toe gaan dat één van beide
vogels een nagel of gedeelte van de teen verspeeld. De balts van de
man is schitterend om te zien. Deze bestaat uit het met gespreide
staart en opgetrokken schouders, kopschuddend over de zitstok lopen.
Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een
afmeting van 70 cm hoog, een bodemoppervlak van 20 x 20 cm. en een
invlieggat van
Æ
8 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de
vogels zelf hun keuze kunnen maken. Als nestmateriaal kan gebruik
worden gemaakt van vermolmd en rottend hout, houtspaanders en of
zaagsel welke vermengd wordt met potgrond of turf. De nestblokken
kunnen begin maart in de volière worden opgehangen.De pop legt 4 tot
7 eitjes die om de dag worden gelegd. De eitjes worden alleen door
de pop bebroed. De pop zit vrij vast op het nest en is over het
algemeen niet vlug uit het blok te verjagen. Tijdens het broeden
komt de man regelmatig in of voor het broedblok om haar te voeren.
Het eerste jong wordt na 20 – 21 dagen geboren. In de eerste week
worden de jongen alleen door de pop gevoerd, daarna helpt ook de man
bij het voeren van de jongen. De vogels laten over het algemeen
nestcontroles gemakkelijk toe. Toch is het verstandig nestcontroles
altijd zeer voorzichtig uit te voeren en alleen dan wanneer de
vogels van het nest af zijn. De jongen moeten op een leeftijd van
ca. 8 dagen worden geringd met ringmaat 6 mm.
(Twenty-eight 6,5 mm.)
Na ca. 10 dagen
zijn bij de jongen de staart- en vleugelpennen zichtbaar en na 20
dagen zitten ze voor ongeveer 75% in de veren. Het eerste jong
vliegt veelal na ongeveer 35 dagen uit. Drie tot vier weken nadat de
jongen zijn uitgevlogen zijn ze zelfstandig en kunnen ze bij de
ouders vandaan gehaald worden. Vooral als de vogels met een tweede
legsel beginnen is het zaak de jongen uit te vangen omdat de man dan
zeer agressief kan reageren richting jongen.
Mutaties
Bij de Port
Lincolnparkiet kennen we inmiddels de volgende mutaties.
-
Blauw
- vererft autosomaal recessief
-
Donkerfactor
- vererft autosomaal dominant
-
Bont
- vererft autosomaal dominant.
A. van Kooten